1 Verse:
F Bb/F F C F
Mijn Jezus, ik min U, ik weet Gij zijn mijn’;
F Bb/F F C F
Elk zondig vermaak, Heer! verlaat ik voor U,
F/A Bb F/A C/G F C/E F Bb F/C C
Mijn Heiland, mijn Redder, mijn Leven zijt Gij!
F Bb/F F F/C C F
Zoo ’k ooit U beminde, mijn Jezus! ’t is nu!
2 Verse:
Ik min U, daar Gij, Heer! mij eerst hebt bemind,
Mijn vrede en verlossing verkreeg ik door U,
Gij stierft aan ’t kruishout uit liefde voor mij.
Zoo ’k ooit U beminde, mijn Jezus! ’t is nu!
3 Verse:
In leven en sterven bemin ik U, Heer!
Zoo lang ik zal leven verheerlijk ik U!
En staam’lend in ’t sterfuur vermeldt ook mijn tong:
Zoo ’k ooit U beminde, mijn Jezus! ’t is nu!
4 Verse:
In ’t huis van den Vader, waar Gij, Heer! mij wacht,
Zal ’k eenmaal ook wonen, voor altijd bij U!
Dan zing ik daar eeuwig, voor eeuwig dit lied:
Zoo ’k ooit U beminde, mijn Jezus! ’t is nu!